Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/254

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

AVONDROOD


NOG nauwlijks is het groen
der boomen groene, en even
zijn, toppewaards, alleen
de takken groen gebleven;
  al ' t ander zwarter wordt
  en zwarter:boomen net,
  van zwarte zijde zijn 't,
  op blauw satijn gezet.

't leeft alles langzaam uit,
dat verwe is: henen dalen
de laatste en langste van
de lieve zonnestralen;
  't wordt watergroene, omhooge;
  omleege, brandt en broeit
  de groote zonne nog,
  die zinkt en grooter groeit.

Ze duikt heur aangezicht
beneên des werelds neggen,
die, eindloos, slinks en rechts,
hun lange lijsten leggen;
  die 'k opwaardstriemen, die 'k
  een' wolke twee of drie
  den zonnezienden kant
  geheel vergulden zie.