Deze pagina is proefgelezen
HET HAZEGRAUWT
VROEG avondt het: geleden
een stonde of twee,
is 't zonnevier beneden
de kimme alree.
een stonde of twee,
is 't zonnevier beneden
de kimme alree.
Niet heel en al verloren
het licht en is;
noch teenemaal geboren
de duisternis.
het licht en is;
noch teenemaal geboren
de duisternis.
Het hazegrauwt: de lanen,
vol licht weleer,
de wegels en de banen
en ziet men meer.
vol licht weleer,
de wegels en de banen
en ziet men meer.
Zoo stille staan als beelden,
de boomen nu;
die roerden en die speelden,
ze droomen nu.
de boomen nu;
die roerden en die speelden,
ze droomen nu.
Die ruischten en die riepen
de boomen, nu,
ze doen alsof ze sliepen:
ze droomen nu.
de boomen, nu,
ze doen alsof ze sliepen:
ze droomen nu.
De takken en de blâren,
de stammen zijn,
die menigwendig waren,
nu eens, in schijn.
de stammen zijn,
die menigwendig waren,
nu eens, in schijn.