Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/273

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

HET HAZEGRAUWT


VROEG avondt het: geleden
  een stonde of twee,
is 't zonnevier beneden
  de kimme alree.

Niet heel en al verloren
  het licht en is;
noch teenemaal geboren
  de duisternis.

Het hazegrauwt: de lanen,
  vol licht weleer,
de wegels en de banen
  en ziet men meer.

Zoo stille staan als beelden,
  de boomen nu;
die roerden en die speelden,
  ze droomen nu.

Die ruischten en die riepen
  de boomen, nu,
ze doen alsof ze sliepen:
  ze droomen nu.

De takken en de blâren,
  de stammen zijn,
die menigwendig waren,
  nu eens, in schijn.