Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/276

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
    der droeve maand,
die, 't ijzervaste speur,
  ontembaar ingetreden,
die al de onvruchtbaarheid,
  die al de onvriendlijkheden
    des Winters baant!

Daar valt er nog een blad,
  daar nog een, uit de bogen
der hooge boomenhalle,
  en 't dwerscht den onbewogen
    octobermist:
't en roert geen wind, geen een,
  maar 't leken, 't leken tranen,
die men gevallen zou
  uit weenende oogen wanen:
    één kerkhof is 't!

Gij, blåren, rust in vreê,
  't en zal geen een verloren,
geen een te kwiste gaan
  voor altijd: hergeboren,
    die dood nu zijt,
  zal elk van u, dat viel,
  de zonne weêr ontwekken,
zal met uw' groenen dracht
  de groene boomen dekken,
    te zomertijd.

o Zomer!... Ik zal eens
  ook Adams zonde boeten,