Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/278

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

VAN DEN OUDEN BOOM


MET uitgestroopten arm,
ten halven afgeknuist,
wie staat er daar, en steekt

eene onbestaande vuist
ten hemel ? Is 't een reus
in beelde ? Neen 't, 't en is
geen menschenbouw, 't is eer
een' wangedaantenis;
een steenen berggedrocht,
dat, staande fel en fier,
de scherpe houwen torst
van 't vonkend hemelvier.

Doch neen, 't en is geen berg,
geen wangedrocht, voorwaar;
't zijn takken stijf en stomp,
't is schorse, die 'k ontwaar;
die, dikke en diepgegroefd,
geborsten en gescheurd,
van uit den ouden grond
heure oude bonken beurt;
't zijn spanders overal,
't zijn spillen, die 'k aanschouw,
en loof, dat kroont alom
een steenoud boomgebouw.