Deze pagina is proefgelezen
BLOOTAKKER
GEEN éen blad op de boomen! Af
in alles; vóór de vlagen
gevallen onder voet en van
de winden weggevaagd,
het schilderschoone aanschouwen, dat
het bonte najaar draagt:
noch wit en zijn, noch groene meer,
de scherpe doorenhagen.
in alles; vóór de vlagen
gevallen onder voet en van
de winden weggevaagd,
het schilderschoone aanschouwen, dat
het bonte najaar draagt:
noch wit en zijn, noch groene meer,
de scherpe doorenhagen.
'k Zie heinde en verre, deur end deur
de velden nu, de kerken,
de huizen en de hoven staan,
zoo bloot als op mijn' hand
van verre zie 'k de peerden en
de menschen, op het land,
zoo neerstig en zoo kleene, alzoo
de mieren zijn, aan 't werken.
de velden nu, de kerken,
de huizen en de hoven staan,
zoo bloot als op mijn' hand
van verre zie 'k de peerden en
de menschen, op het land,
zoo neerstig en zoo kleene, alzoo
de mieren zijn, aan 't werken.
't Is wijd en breed al, ommentom,
'k gevoel 't nu, aan de baren
des wilden Winds, die henentuimt
en, tierende onder 't hout,
zijn' stemme schijnt te missen en
zijn' tale, die zoo boud,
zoo bulderende, aan 't roepen zat,
hiervoortijds, in de blåren.
'k gevoel 't nu, aan de baren
des wilden Winds, die henentuimt
en, tierende onder 't hout,
zijn' stemme schijnt te missen en
zijn' tale, die zoo boud,
zoo bulderende, aan 't roepen zat,
hiervoortijds, in de blåren.