Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

WINTERNACHT


HOE zwart staan al de boomen in
  de witheid, onverwacht,
van 't overdadig sneeuwen, dat 't
  gedaan heeft, van den nacht!

Ze staan daar, als gekoolzwart en
  met teekenen geprent,
al zwarte en zware staven, op
  een eindloos pergament.

Ze 'n roeren noch ze 'n poeren en,
  bij 't nachtelijk gestraal,
men zweren zou dat 't spoken zijn,
  of reuzen altemaal.

De sterren staan en bliksemen,
  als oogen, ongeteld,
van boven, uit de koppen van
  die reuzen vol geweld.

Ze groeien immer grooter, en
  de witheid van de snee
verzwaart de zwarte stammen. Zich!
  van een 'zoo wordt er twee!