Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/52

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

JAM HYEMS TRANSIIT


ACH, weêrom groent, alhier aldaar,
te gronden uit, het nieuwe jaar,
zoo lang verwacht en uitgesteld,
door 's winters onverwacht geweld.

Hoe hard- lag, en hoe diepversteend.
de moederschoot, die 't aas verleent,
daar man en muis op leven zal:
't was maanden ons ontgeven — al!

De wee hergroent, 't hergroent al, in 't
verschiet: waar hier waar daar begint
de naakte grond bekleed te staan
met hope weêr van gras en graan.

Den tragen os zie 'k werken, op
de velden, zijn' gekroonden kop
al schudden, na den tragen trant
des arbeids, op het akkerland.

Het schuim beleekt zijn' kromme knie'n,
terwijl hij, zonder ommezien,
verduldig heen- en wederzwoegt,
en 's koeiboers loopken lands herploegt.