Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/57

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

POLYGONUM AVICULARE L.


HOE zeer is, op den rand, weêrom,
des wandelpads, mij willekom
het kreupel gers, dat, al zijn' macht,
te kruipen vóór mijn' voeten tracht!

't Was winter, en 't en had, weleer,
noch verwe noch gestalte meer:
gestorven was 't, en naast gelijk
het stof gedaan, van 't aarderijk.

De regen kwam het vocht, nadien,
het voorjaar licht en zonne biên;
en, kreupel, kroop het kranke kruid.
den weg omtrent, de grachten uit.

Den voetweg is het opgeklauwd,
te mijde, en vóór den voet benauwd,
van hen, die, om het schoonste groen,
geen stapke en zouden ommedoen.

't Bekroop nochtans, den boom betrent,
den ouden braven boom gewend,
voorzichtjes, in de mane meerst,
en de onbezochtste gangskes eerst.