Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/61

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

SEMPERVIVUM TECTORUM L.

DONDERBARE, die daar, stille,
't schamel boerenvolk te wille,
't lijvig dakstroo ingeklast,
waakzaam zit, en wortelvast.

Angst- en vreesloos wonen ze, onder
uw bewaken, voor den donder:
viel hij 't vunzig dakstroo in,
schâloos bleef al 't huisgezin.

Geren zie 'k de katte, bachten
u geluimd, de vogels wachten;
bachten u, heur hermelijn
't zonneken genietend zijn.

Ligt de naakte snee' medallen
om en op u neergevallen,
dan en vindt, al zocht hij zeer,
donderbare, u niemand meer.

't Lijdt ook lange eer de euziedropen
los zijn; eer gij, uitgekropen,
weêr den lauwen wind begroet,
die de daken leken doet.