Deze pagina is proefgelezen
Ei, 't verheugt mij, in die dagen,
als van u de wintervlagen
weg zijn ; als gij, groen en blauw,
perels draagt, vol morgendauw !
als van u de wintervlagen
weg zijn ; als gij, groen en blauw,
perels draagt, vol morgendauw !
Naast u dan voorbijgewanderd,
groete ik u, van verwen g'anderd;
groete en zegge, op God gesteund:
« Zalig die beneên u weunt! »
groete ik u, van verwen g'anderd;
groete en zegge, op God gesteund:
« Zalig die beneên u weunt! »
Ja, daar woont, te zulker steden,
overvloed van vriendlijkheden,
arbeidzin onliegbaar, end
rijkdom, die geen 'roest en kent.
overvloed van vriendlijkheden,
arbeidzin onliegbaar, end
rijkdom, die geen 'roest en kent.
Vlaamsch gemoed en vlaamsche sprake
herbergt uw' miskende vlake,
schamel stroodak ; oud en trouw
Vlanderens eerlijk huisgebouw!
herbergt uw' miskende vlake,
schamel stroodak ; oud en trouw
Vlanderens eerlijk huisgebouw!
Donderbare, laat, nog eeuwen,
laat uw groen al wit besneeuwen,
's winters; laat het zonnevier,
's zomers, u ontverwen schier.
laat uw groen al wit besneeuwen,
's winters; laat het zonnevier,
's zomers, u ontverwen schier.
Maar, en komt niet af, van boven
't stroodak onzer boerenhoven;
noch en laat hun huis voortaan,
donderbare, onveilig staan!
't stroodak onzer boerenhoven;
noch en laat hun huis voortaan,
donderbare, onveilig staan!