Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/69

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ABEELEN


VERSCHGEVELDE abeelenboomen
liggen langs de grachten heen,
die den ouden zandweg zoomen,
hoofd en armen afgesneên.

Sterke stammen, kon dat wezen,
gij, die, op en in den grond,
met uw' voeten vastgevezen,
vamen diepe, ondelgbaar, stondt?

Gij, die 't zwaar geweld der winden,
kreunende, op uw kruinen droegt;
die zoo lang den boosgezinden
wintervijand wedersloegt?

't Edel hoofd intweengespleten,
knoken in den grond geboord,
wie heeft 't al u afgebeten,
dat uw' schoonheid toebehoort?

Spillen zie 'k, en spanen, dragen;
splenters, uit uw hoofdgewaai;
takken uit uw' toppen zagen,
kerven af uw' teenen taai!