Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/144

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Vaart wel dan: ik ontgeef 't mij, en
'k wil weten dat ik verre ben
bij u voortaan ten onderen;
gij hebt, o haan, den prijs behaald,
kraait koning nu, en zegepraalt,
en laat mij zwijgend wonderen!




 

O WILDE EN ONVERVALSCHTE PRACHT

Alre creature sake ende yersticheit
Ruusbrouck. Bruloft, bl. 108.


o Wilde en onvervalschte pracht
der blommen, langs den watergracht!

Hoe geren zie 'k u, aangedaan
zoo God 't geliefde, in 't water staan!

Geboren, arg- en schuldeloos,
daar God u eens te willen koos,

daar staat ge: en, in den zonneschijn,
al dat gij doet is blomme zijn!

't Is wezen, 't geen mijne ooge aanziet,
't is waarheid, en ge'n dobbelt niet;

en die door u mijn hert verblijdt
is enkel, zoo gij enkel zijt!

Hoe stille is 't! 't En verwaait med al
geen bladtje, dat ons stooren zal;