Deze pagina is proefgelezen
Of, is 't al blinde nacht en logen,
't vermogen,
dat in mij waakt en, waarheidziek,
mij laaft en lescht? Ach neen 't? Genezen
wil wezen
die grondelooze graagte die 'k,
o God, van U gescheiden, drage;
en 'k vrage
opdat ge mij, voortaan, o Heer,
eens ruste en vrede en weer dat leven
wilt geven,
dat leven is, en U genieten, immermeer!
en 'k vrage
opdat ge mij, voortaan, o Heer,
eens ruste en vrede en weer dat leven
wilt geven,
dat leven is, en U genieten, immermeer!
KORTRIJK, 7. 10. '91.
DE NACHTEGALEN KLINKEN
De nachtegalen klinken,
en 't licht doet overal
de bladerholten blinken,
tienduizend in getal.
en 't licht doet overal
de bladerholten blinken,
tienduizend in getal.
De verschgekruinde boomen,
ze staan al in den Mei,
te dampen en te doomen,
zoo geurig en zoo vei.
ze staan al in den Mei,
te dampen en te doomen,
zoo geurig en zoo vei.
o Zoele Mei, waaromme
en lijdt gij maar zoo lang?
Hoe blijft uw blad, uw' blomme
zoo korten tijd in zwang?
en lijdt gij maar zoo lang?
Hoe blijft uw blad, uw' blomme
zoo korten tijd in zwang?