Pagina:Grondwet Koninkrijk NL 2018.pdf/42

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Recht op lichamelijke integriteit

Het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam is in artikel 11 neergelegd. Afzonderlijke opneming van dit recht naast de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer geeft expliciet uitdrukking aan de belangrijke betekenis van het recht in onze rechtsorde en sluit tevens de onzekerheid over de grondwettelijke bescherming daarvan uit.

Beperkingen op dit recht mogen uitsluitend plaatsvinden op wettelijke grondslag. Een voorbeeld van een dergelijke beperking kan worden gevonden in bepalingen in de Politiewet 2012 ter zake van het geweldgebruik en de veiligheidsfouillering.


Binnentreden van woningen

Artikel 12 biedt bescherming tegen het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Dit is alleen geoorloofd in bij of krachtens de wet bepaalde gevallen. Of een ruimte als woning valt aan te merken, wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken als de bouw en de aanwezigheid van huisraad. Ook de bestemming die aan de ruimte wordt gegeven, speelt bijvoorbeeld een rol.

Degene die ter uitvoering van de hem bij of krachtens de wet opgedragen taak zonder toestemming van de bewoner een woning binnentreedt, dient zich als regel te legitimeren en het doel van het binnentreden mee te delen. De wet kan uitzonderingssituaties aanwijzen waarin niet aan de legitimatie en doelvermeldingsplicht hoeft te worden voldaan. Dit kan het geval zijn in noodsituaties (bijvoorbeeld bij brand). Aan de bewoner wordt bovendien zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. De verstrekking van het verslag kan worden uitgesteld in het belang van de nationale veiligheid of van de strafvordering. In het belang van de nationale veiligheid is bovendien afstel van de verslagleggingsplicht mogelijk, waardoor het mogelijk is dat een bewoner nooit te horen krijgt dat er heimelijk in zijn woning is binnengetreden.

Ter uitvoering van artikel 12 is de Algemene wet op het binnentreden tot stand gebracht. Hiermee worden de verschillende wettelijke regelingen van het binnentreden geharmoniseerd en de waarborgen voor de bewoner versterkt.


Brief‑, telefoon‑, telegraafgeheim

In artikel 13 zijn het briefgeheim, het telefoongeheim en het telegraafgeheim gewaarborgd.

Het eerste lid ziet op het briefgeheim. De overheid dient het briefgeheim in acht te nemen in alle gevallen waarin aan een overheidsorgaan een brief ter aflevering aan een derde is toevertrouwd.

Het tweede lid garandeert het telefoon‑ en telegraafgeheim in verband met de belangrijke plaats van deze communicatiemiddelen in het maatschappelijke verkeer en het privé‑karakter van de communicatie door middel van telefoon en telegraaf. Bij de wet kan worden bepaald in welke gevallen door of met machtiging van welke personen het telefoon‑ en telegraafgeheim kan worden opgeheven of beperkt. Ten aanzien van het briefgeheim kan dit alleen geschieden op last van de rechter in gevallen bij de wet bepaald.


Onteigening

Artikel 14 omringt het ontnemen of beperken van eigendom met de nodige grondwettelijke waarborgen. Onteigening kan alleen geschieden indien het algemeen belang dit vordert. Verder is een wettelijke procedure vereist, die zowel de vaststelling van de schadeloosstelling als de onteigening zelf moet betreffen. Het tweede lid van dit artikel bevat voor noodsituaties de mogelijkheid van afwijking van het vereiste, dat de schadeloosstelling vooraf verzekerd moet zijn. Het derde lid schrijft schadevergoeding of tegemoetkoming