Pagina:Grondwet van Suriname (1992).pdf/30

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ONDERMINISTERS

Artikel 124 [1]

Bij de ministeries kunnen onderministers worden benoemd door de President die in de gevallen waarin de minister het nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen, in zijn plaats als minister optreden.

De onderminister is uit dien hoofde verantwoording verschuldigd aan de President, onverminderd de verantwoordelijkheid van de minister.

VIJFDE AFDELING[2]
NADERE BEPALINGEN

Artikel 125 [3]

Bij het aanvaarden van hun ambt leggen de ministers en onderministers in handen van de President, de volgende eed of verklaring en belofte af:

"Ik zweer (verklaar) dat ik, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, in verband met mijn benoeming tot Minister, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.

Ik zweer (beloof) dat ik om iets hoegenaamd in dit ambt te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige belofte of geschenken zal aannemen, middellijk of onmiddellijk.

Ik zweer (beloof) al de plichten welke het ministersambt mij oplegt nauwgezet te zullen vervullen.

Ik zweer (beloof) dat ik het welzijn van Suriname naar mijn beste vermogen zal bevorderen.

Ik zweer (beloof) gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan alle andere wettelijke regelingen.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Republiek Suriname.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik!)."

Artikel 126

De wet regelt de geldelijke voorzieningen ten behoeve van de ministers, de onderministers, de gewezen ministers en onderministers en van hun nabestaanden.

Artikel 127 [4]

Het Reglement van Orde voor de Raad van Ministers wordt vastgesteld bij staatsbesluit.


HOOFDSTUK XIV
DE NATIONALE VEILIGHEIDSRAAD

EERSTE AFDELING
ALGEMEEN

Artikel 128 [5]

  1. Gew. bij S.B. 1992 no.38.
  2. Gew. bij S.B. 1992 no.38.
  3. Gew. bij S.B. 1992 no.38.
  4. Gew. bij S.B. 1992 no.38.
  5. Gew. bij S.B. 1992 no.38.