Pagina:Grondwet van Suriname (1992).pdf/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Artikel 9

1. Een ieder heeft recht op fysieke, psychische en morele integriteit.

2. Niemand mag worden onderworpen aan folteringen, vernederende of onmenselijke behandeling of straf.

Artikel 10

Een ieder heeft bij aantasting van zijn rechten en vrijheden aanspraak op een eerlijke en openbare behandeling van zijn klacht binnen redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.

Artikel 11

Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem aanwijst.

Artikel 12

1. Een ieder kan zich in rechte doen bijstaan.

2. De wet stelt regels omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen.

Artikel 13

De burgerlijke dood of verbeurdverklaring van alle goederen van de veroordeelde kan niet als straf of als gevolg van straf worden bedreigd.

Artikel 14

Een ieder heeft het recht op leven. Dit recht wordt beschermd door de wet.

Artikel 15

Niemand kan worden gedwongen dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten.

Artikel 16

1. Een ieder heeft recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid.

2. Niemand zal van zijn vrijheid worden beroofd, anders dan op gronden en volgens procedures, bij wet bepaald.

3. Een ieder die van zijn vrijheid is beroofd heeft recht op een behandeling overeenkomstig de menselijke waardigheid.

Artikel 17