Pagina:Grondwet van Suriname (1992).pdf/6

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

1. Een ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn gezin, zijn woning en van zijn eer en goede naam.

2. In niemands woning mag tegen zijn wil worden binnengetreden dan op last van een macht die tot het geven van die last bij wet bevoegd is verklaard en met inachtneming van de bij wet voorgeschreven normen.

3. Het brief-, telefoon- en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve in gevallen bij wet bepaald.

Artikel 18

Een ieder heeft recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

Artikel 19

Een ieder heeft het recht om door de drukpers of andere communicatiemiddelen zijn gedachten of gevoelens te openbaren en zijn mening te uiten, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Artikel 20

Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering, met inachtneming van bij wet vast te stellen bepalingen in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en goede zeden.

Artikel 21

1. Het recht van vreedzame betoging wordt erkend.

2. De uitoefening van dit recht kan in het belang der openbare orde, veiligheid, gezondheid en goede zeden bij wet aan regel en beperking worden onderworpen.

Artikel 22

1. Een ieder heeft het recht om verzoeken schriftelijk bij het bevoegde gezag in te dienen.

2. De wet regelt de procedure voor de behandeling daarvan.

Artikel 23 [1]

In geval van oorlog, oorlogsgevaar, staat van beleg of een andere uitzonderingstoestand of om reden van staatsveiligheid, openbare orde en goede zeden kunnen de in de Grondwet genoemde rechten bij wet worden onderworpen aan de beperkingen, welke gedurende een bepaalde periode, afhankelijk van de situatie, van kracht zullen zijn, met inachtneming van de terzake geldende internationale bepalingen.

  1. Gew, bij S.B. 1992 no.38.