Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/22

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

beslissen, zoo niet meer dan de helft van hare leden tegenwoordig is.

103. Alle besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen opgemaakt.

104. Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen of voordragten van personen, bij besloten en ongeteekende briefjes.

105. Wanneer volgens deze Grondwet, de beide Kamers eene vereenigde zitting houden, hetzij de Tweede Kamer in enkelen of in dubbelen getale zij, zitten de leden zonder onderscheid, tot welke Kamer zij behooren.

De Voorzitter der Eerste Kamer heeft het beleid der vergadering.


VIJFDE AFDEELING.
Van de Wetgevende Magt.

106. De wetgevende magt wordt gezamenlijk door den Koning en de Staten-Generaal uitgeoefend.

107. De Koning zendt zijne voorstellen aan de Tweede Kamer, hetzij bij eene schriftelijke boodschap, welke de redenen van het voorstel inhoudt, of door eene commissie.

108. Over eenig ingekomen voorstel des Konings, wordt bij de volle Kamer niet geraadpleegd, dan na dat hetzelve is overwogen in de onderscheidene afdeelingen waarin al de leden der Kamer zich verdeelen, en welke op gezette tijden bij loting vernieuwd worden.

109. De zittingen der Tweede Kamer van de Staten-Generaal, worden in het openbaar gehouden. De Kamer raadpleegt met gesloten deuren, wanneer een tiende gedeelte der tegenwoordige leden het vordert, of de President het noodig oordeelt.

Over de punten die in de besloten Kamer zijn behandeld, kan ook in dezelve een besluit genomen worden.