Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/33

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

soonlijk en niet uit naam van meerderen worden onderteekend, welk laatste alleen zal kunnen geschieden door of van wege ligchamen wettiglijk zamengesteld en als zoodanig erkend, en in dat geval niet anders dan over onderwerpen tot derzelver bepaalde werkzaamheden behoorende.


VIJFDE HOOFDSTUK.
Van de Justitie.


EERSTE AFDEELING.
Algemeene beschikkingen.

160. Er wordt alomme in de Nederlanden regt gesproken in naam en van wege den Koning.

161. Er zal worden ingevoerd een algemeen wetboek van burgerlijk regt, van koophandel, van lijfstraffelijk regt, van de zamenstelling der regterlijke magt, en van de manier van procederen.

162. Ieder ingezeten wordt gehandhaafd bij het vreedzaam bezit en genot zijner eigendommen. Niemand kan van eenig gedeelte derzelven worden ontzet, dan ten algemeenen nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet te bepalen, en tegen behoorlijke schadeloosstelling.

163. Alle twistgedingen over eigendom of daaruit voortspruitende regten, over schuldvordering of burgerlijke regten, behooren bij uitsluiting tot de kennis van de regterlijke magt.

164. De regterlijke magt wordt alleen geoefend door regtbanken, welke bij of ten gevolge dezer Grondwet worden ingesteld.

165. Niemand kan tegen zijnen wil worden afgetrokken van den regter, dien de wet hem toekent.

166. Behalve het geval, dat iemand op heeter daad wordt betrapt, mag niemand in hechtenis worden geno-