Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/34

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

men, dan op een bevel van den regter, inhoudende de redenen der gedane aanhouding, en welk bevel bij, of onmiddellijk na de aanhouding moet beteekend worden aan den geen tegen wien hetzelve is gerigt.

De wet bepaalt den form van dit bevel en den tijd binnen welken alle aangeklaagden moeten worden verhoord.

167. Wanneer een ingezeten, in buitengewone omstandigheden, door het politiek gezag mogt worden gearresteerd, is hij, op wiens bevel zoodanige arrestatie plaats heeft gehad, gehouden daarvan terstond kennis te geven aan den plaatselijken regter, en hem voorts den gearresteerden binnen den tijd van drie dagen over te leveren.

De criminele regtbanken zijn verpligt, elk in haar ressort te zorgen, dat zulks stiptelijk worde nagekomen. 168. Niemand mag in de woning van eenen ingezeten zijns ondanks treden, dan op last van eene magt, daartoe bij de wet bevoegd verklaard, en volgens de formen daarbij bepaald.

169. Op geene misdaad mag ten straf gesteld worden de verbeurd-verklaring der goederen, den schuldigen toebehoorende.

170. In alle criminele vonnissen, ten laste van eenen beschuldigden gewezen, moet de misdaad worden uitgedrukt en omschreven, met aanhaling van de artikelen der wet, waarop de uitspraak is gegrond.

171. Alle civiele vonnissen moeten de gronden inhouden, waarop dezelve zijn gewezen.

172. Alle vonnissen worden met opene deuren uitgesproken.

TWEEDE AFDEELING.
Van den Hoogen Raad, de Hoven en Regtbanken.

173. Er bestaat voor het geheele Rijk een opperste Geregtshof, onder den naam van Hoogen Raad der Nederlanden.