Naar inhoud springen

Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922).djvu/39

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

mede wordt deelgenomen door niet tot de rechterlijke macht behoorende personen.


Artikel 157.

1. Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van den rechter, dien de wet hem toekent.

2. De wet regelt de wijze, waarop geschillen over bevoegdheid, tusschen de administratieve en rechterlijke macht ontstaan, worden beslist.


Artikel 158.

1. Buiten de gevallen in de wet bepaald, mag niemand in hechtenis worden genomen, dan op een bevel van den rechter, inhoudende de redenen der gedane aanhouding. Dit bevel moet bij, of zoo spoedig mogelijk na de aanhouding beteekend worden aan dengene, tegen wien het is gericht.

2. De wet bepaalt den vorm van dit bevel en den tijd binnen welken alle aangehoudenen moeten worden verhoord.


Artikel 159.

1. Het binnentreden in eene woning tegen den wil van den bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij de wet bepaald, krachtens een bijzonderen of algemeenen last van eene macht door de wet aangewezen.

2. De wet regelt de vormen, waaraan de uitoefening van deze bevoegdheid gebonden is.


Artikel 160.

Het geheim der aan de post of andere openbare mstelling van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar, behalve op last des rechters, in de gevallen in de wet omschreven.


Artikel 161.

Op geen misdrijf mag als straf gesteld worden de algemeene verbeurdverklaring der goederen, den schuldige toebehoorende.


Artikel 162.

1. Alle vonnissen moeten de gronden, waarop zij rusten, inhouden en in strafzaken de wettelijke voorschriften, waarop de veroordeeling rust, aanwijzen.

2. De uitspraak geschiedt met open deuren.