Naar inhoud springen

Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922).djvu/38

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

houdens de bevoegdheid der wetgevende macht om enkele onderwerpen in afzonderlijke wetten te regelen.


Artikel 152.

1. Onteigening ten algemeenen nutte kan niet plaats hebben dan na voorafgaande verklaring bij de wet, dat het algemeen nut onteigening vordert en tegen vooraf genoten of vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander volgens de voorschriften der wet.

2. De wet bepaalt de gevallen in welke de voorafgaande verklaring bij de wet niet wordt vereischt.

3. Het vereischte, dat de verschuldigde schadeloosstelling vooraf betaald of verzekerd zg, geldt niet, wanneer oorlog, oorlogsgevaar, oproer, brand of watersnood eene onverwijlde inbezitneming vordert.


Artikel 153.

1. Waar in het algemeen belang eigendom door het openbaar gezag moet worden vernietigd of, hetzij voortdurend, hetzij tijdelijk, moet worden onbruikbaar gemaakt, geschiedt dit tegen schadeloosstelling, tenzij de wet het tegendeel bepaalt.

2. Het gebruik van eigendom tot het voorbereiden en het stellen van militaire inundatiën, wanneer dit wegens oorlog of oorlogsgevaar wordt gevorderd, wordt bij de wet geregeld.


Artikel 154.

Alle twistgedingen over eigendom of daaruit voortspruitende rechten, over schuldvordering en andere burgerlijke rechten behooren bij uitsluiting tot de kennisneming van de rechterlijke macht.


Artikel 155.

De wet kan de beslissing van twistgedingen, niet behoorende tot die, vermeld in artikel 154, hetzij aan den gewonen rechter, hetzij aan een college met administratieve rechtspraak belast, opdragen; zij regelt de wijze van behandeling en de gevolgen der beslissingen.


Artikel 156.

De rechterlijke macht wordt alleen uitgeoefend door rechters, welke de wet aanwijst. De wet kan bepalen, dat aan de berechting van door haar aan te wijzen gedingen, als in artikel 154 bedoeld,