Naar inhoud springen

Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922).djvu/43

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

2. Deze bepaling is ook toepasselijk op heffingen voor het gebruik van Rijks-werken en inrichtingen, voor zooveel de regeling van die heffingen niet aan den Koning is voorbehouden.


Artikel 176.

Geene privilegiën kunnen in het stuk van belastingen worden verleend.


Artikel 177.

De verbintenissen van den Staat jegens zijne schuldeischers worden gewaarborgd. De schuld wordt jaarlijks in overweging genomen ter bevorderinc der belangen van de schuldeischers van den Staat.


Artikel 178.

Het gewicht, het gehalte en de waarde der muntspeciën worden door de wet geregeld.


Artikel 179.

Het toezicht en de zorg over de zaken van de munt en de beslissing der geschillen over het allooi, essaai en wat dies meer zij, worden door de wet geregeld.


Artikel 180.

1. Er is eene Algemeene Rekenkamer, welker samenstelling en taak door de wet worden geregeld.

2. Bij het openvallen eener plaats in deze Kamer zendt de Tweede Kamer der Staten-Generaal eene voordracht van drie personen aan den Koning, die daaruit benoemt.

3. De leden der Rekenkamer worden voor hun leven aangesteld.

4. Het derde, vierde en vijfde lid van artikel 167 is op hen van toepassing.


ACHTSTE HOOFDSTUK.
Van de Defensie.


Artikel 181.

1. Alle Nederlanders, daartoe in staat, zijn verplicht mede te werken tot handhaving der onafhankelijkheid van het Rijk en tot verdediging van zijn grondgebied.

2. Ook aan ingezetenen, die geen Nederlanders zijn, kan die plicht worden opgelegd.