Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922).djvu/5

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

I.

GRONDWET

VOOR HET

KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.



EERSTE HOOFDSTUK.
Van het Rijk en zijne Inwoners.

Artikel 1.

Het Koninkrijk der Nederlanden omvat het grondgebied van Nederland, Nederlandsch-Indië, Suriname en Curacao.


Artikel 2.

1. De Grondwet is alleen voor het Rijk in Europa verbindende, voor zoover niet het tegendeel daaruit blijkt. 2. Waar in de volgende artikelen het Rijk wordt genoemd, wordt alleen het Rjjk in Europa bedoeld.


Artikel 3.

1. De wet kan provinciën en gemeenten vereenigen en split- sen en nieuwe vormen.

2. De grenzen van het Rijk, van de provinciën en van de ge- meenten kunnen door de wet worden veranderd.


Artikel 4.

1. Allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen.

2. De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen en de algemeene voorwaarden, op welke ten aanzien van hunne uitlevering verdragen met vreemde Mogendheden kunnen worden gesloten.


Artikel 5.

1. Ieder Nederlander is tot elke landsbediening benoembaar.

2. Geen vreemdeling is hiertoe benoembaar, dan volgens de bepalingen der wet.