Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023.pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Deze regels zijn opgenomen in de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.

Het derde lid van artikel 91 wijst op de mogelijkheid dat in een verdrag wordt afgeweken van bepalingen van de Grondwet.

Afwijking van de Grondwet in een verdrag is mogelijk, maar de goedkeuring van een dergelijk verdrag kan alleen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen door de kamers der Staten-Generaal worden verleend.

Artikel 92 houdt in, dat bij of krachtens verdrag aan volkenrechtelijke organisaties bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en rechtspraak kunnen worden opgedragen. Zo is ingevolge het EUverdrag rechtspraak opgedragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De grondwettigheid van een zodanige overdracht van bevoegdheden wordt op deze wijze buiten twijfel gesteld. Niet uitgesloten is daarbij, dat door deze overdracht van bevoegdheden wordt afgeweken van bepalingen in de Grondwet. In dat geval geldt voor de goedkeuring van het desbetreffende verdrag het vereiste van een versterkte meerderheid van stemmen. De werking van het internationale recht in de nationale rechtsorde is omschreven in de artikelen 93 en 94. Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben voor iedereen verbindende kracht, nadat zij zijn bekendgemaakt. Zulke bepalingen hebben, met andere woorden, zonder nadere tussenkomst van de nationale wetgever recht­ streekse werking in de nationale rechtsorde. Mocht blijken dat nationale wettelijke voorschriften in strijd zijn met zodanige internationale bepalingen, dan moet de toepassing van de nationale voorschriften achterwege worden gelaten; de internationale bepalingen gaan dan voor. Zo is, om een voorbeeld te noemen, het ontbreken van een weduwnaarspensioen in de (inmiddels vervallen) Algemene Weduwen en Wezenwet in strijd geacht met het gelijkheidsbeginsel uit het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Deze voorrang wordt in artikel 94 niet toegekend aan het ongeschreven volkenrecht. De werking in de nationale rechtsorde van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, is afhankelijk gesteld van hun bekendmaking. Met het oog daarop bepaalt artikel 95, dat de wet regels dient te geven omtrent die bekendmaking. Deze wettelijke regeling is opgenomen in de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.


In-oorlog-verklaring

Artikel 96 bepaalt dat de regering het Koninkrijk niet in oorlog verklaart dan na voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal. Door de voorgeschreven behandeling door de Staten-Generaal in verenigde vergadering wordt de mogelijkheid van een tegengesteld oordeel van de twee kamers uitgesloten.

De toestemming is niet vereist wanneer het overleg met de Staten-Generaal als gevolg van een feitelijk bestaande oorlogstoestand niet mogelijk is gebleken.

Voor de verklaring dat een oorlog beëindigd is, geldt eveneens de eis van voorafgaande toestemming van de verenigde vergadering.


Verdediging

De bestaande artikelen inzake de verdediging zijn in 2000 vervangen door gemoderniseerde bepalingen.

Behalve in redactioneel opzicht zijn de verdedigingsbepalingen ook inhoudelijk aangepast. Zo is een bepaling opgenomen over het opleggen van plichten ten behoeve van de civiele verdediging (artikel 99a).

De belangrijkste inhoudelijke vernieuwing vormt artikel 100. In dit artikel is een inlichtingenplicht voor de regering opgenomen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde, evenals ten behoeve van hulpverlening in geval van gewapend conflict. De regering moet de inlichtingen aan de Staten-Generaal verstrekken voorafgaand aan