Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023.pdf/63

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


Doodstraf

In artikel 114 is opgenomen het verbod om de meest absolute straf, de doodstraf, op te leggen. Deze straf wordt in brede kring, nationaal en internationaal, als onmenselijk ervaren.


Administratief beroep

Als het gaat om geschillen die niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan, heeft de wetgever grondwettelijk gezien de mogelijkheid administratief beroep (d.w.z. beroep op een instantie binnen het bestuur) open te stellen. Deze in artikel 115 geregelde mogelijkheid van administratief beroep, waarvan het beroep op de Kroon het belangrijkst is, heeft aan betekenis ingeboet door de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens. Bijna altijd zal na administratief beroep nog de mogelijkheid van beroep op een rechter moeten openstaan. Thans is over de gehele linie beroep op de (administratieve) rechter mogelijk.

Onafhankelijkheidswaarborgen voor rechters

De artikelen 116 en 117 bevatten enkele voorschriften omtrent de organisatie van de rechterlijke macht, de benoeming van de leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast, en het toezicht op de ambts­ vervulling door die functionarissen. Een zeer belangrijke basis voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht vindt men in de bepaling dat de leden van de rechterlijke macht die met rechtspraak zijn belast, en de procureurgeneraal bij de Hoge Raad, voor het leven worden benoemd. Zij kunnen alleen worden ontslagen op eigen verzoek, wegens het bereiken van een bepaalde leeftijd of, in de gevallen bij wet bepaald, door een gerecht, dat door de wet is aangewezen en dat tot de rechterlijke macht behoort. In artikel 116, derde lid, is de mogelijkheid vervat, dat aan de rechtspraak mede wordt deelgenomen door personen die niet tot de rechterlijke macht behoren. De invoering van juryrechtspraak bij de rechterlijke macht in ons land is echter, omdat de Grondwet spreekt van ’mede deelnemen’, uitgesloten.


Hoge Raad

De artikelen 118 en 119 van de Grondwet betreffen de wijze van benoeming van de leden van de Hoge Raad en de taken van dit college. De leden van de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit uit een voordracht van de Tweede Kamer benoemd.

Van de taken van de Hoge Raad vermeldt de Grondwet er twee uitdrukkelijk: de Hoge Raad is belast met de cassatie van rechterlijke uitspraken wegens schending van het recht, en met de berechting in eerste en enige instantie van ambtsmisdrijven van kamerleden, ministers en staatssecretarissen. Wat de laatst­genoemde taak betreft: de opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij besluit van de Tweede Kamer.


Verbod van toetsing van wet en verdrag aan Grondwet

Artikel 120 van de geldende Grondwet houdt in de eerste plaats in een verbod van toetsing van de wet aan de Grondwet. Noch de inhoud van een wet, noch de wijze van totstandkoming van een wet mag door de rechter aan de Grondwet worden getoetst. In de tweede plaats bevat de grondwetsbepaling het verbod om te beoordelen of de grondwettelijke voorschriften ten aanzien van het sluiten van verdragen zijn gevolgd.


Openbaarheid rechtspraak

De terechtzittingen moeten in beginsel openbaar zijn en vonnissen dienen gemotiveerd te worden (artikel 121). Op het beginsel, dat de rechterlijke uitspraak in het openbaar dient te geschieden, laat de Grondwet geen uitzonderingen toe. Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023 | 63