Pagina:Groot volkomen moolenboek.pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ſtippelt, als mede geſtippelt de Kotbalken die om de ſteenen komen te leggen, en daar nog een zolder over heen geleyd, het welk men in den Opſtal zien kan, ook ziet men de paſſe onder de ſteenen met de Kuſſens daar op en Wiggen daar in, om de ſteenen daar meê regt te hangen, men ziet ook de ſteylen geſtippelt op de hoeken en hoe dat de Balken daar met Pennen in komen te ſchieten. Hier booven legt de grond van de zolder daar ’t Spoorwiel zyn werking doen moet. Voor eerſt het Spoorwiel van booven te zien, daar in aangewezen hoe de Schyfloopen moeten werken van de ſteenen en het Wieltje van de Severy, booven op ’t Spoor-wiel het Bonkelaar van de Luyery en de Luy-As daar boven met het kleyne Wieltje daar om, hier booven de looſe Balken, daar de yzer Balken van de Steenſpillen en Severy ingewerkt zyn, de ſteylen van het Agtkant daarin aangeweezen en het groote Kaar.

Vervolg der beſchryving van een Peldgarſt-Moolen, vertoonende zig doorgeſneeden in zyn Opſtal.

Men ziet de Pylaaren in zyn Opſtal met zyn deurſlaagen en Reegels voor ’t ent, en de onder Tafelmenten hier op, in den Opſtal 2 agtkanten op malkanderen met zyn Balken en Krombeels, het bovenſte agtkant met Kruyſen en Regels in ’t verbant gewerkt, de Vangbalk, de Kap op zy te zien en daar in den booven As met een roe om den As, een boven Wiel en booven om de Spil een Bonkelaar dat in ’t booven Wiel moet werken, ook ziet men booven het Spoorwiel een klein Wieltje en daar werkt in het klyne Wieltje dat om de Luy-As is welke dient om de Garſt na boven te winden en ze in het groote Kaar te ſtorten en uyt het Kaar laat men ze in de Koornharp loopen om te zuiveren; en dan in de ſeenen en uyt de ſteenen in de Peldegarſt zeeven en dan loopt ze na de Wyjery om ’t ſtof daar uyt te wyjen, men ziet ook het Spoorwiel onder om de groote Spil en aan weêrzyde 2 klyne Schyfloopjes door yder een houte Spilletje, daar booven een yzere kroon aangewerkt wort, en onder een klauwyzer op zy in gelaaten en met 2 yzere banden en 2 Klinkbouten daar om vaſt geſlooten welke de ſteenen doen gaan, nog ziet men een klyn Spilletje dat agter het Spoorwiel komt daar een Wieltje aan komt dat de Severye doet gaan: het welk men aanwyſt aan de Peldegarſt ſeeven met ſchyven om de krukken en ſpilletje en daar een ſnaar om: men ziet ook de Peldegarſt Seeft met het Kaar daar booven en daaronder het Peldegarſt hok, de ſteenen op malkanderen tuſſchen de Kot-Balken en deze Balken worden gelyt om de ſteenen dat ze haar ſluyting of haar kragt tegen deze Balken aan zullen gebrooken hebben, als ’er een breekt het welk van een Pelſteen, wel ligt kan beuren en wel uyt de Moolen kan vliegen, men ziet onder de ſteenen de paſſe tuſſchen de hangers en de klyne ſpillen daar op de kuſſens, als mede een ſchyf onder om ’t eene ſpilletje daar een ſnaar om is dat onder de wyjery doet gaan het welk men hier onder ziet met het Kaar daar booven, ook heeft men zes zolders hier in den Opſtal aangeweezen met de leggers daar onder en moeten alle van 1½ duyms delen gelyt Worden.

In ’t Boven-Wiel. 60 Kammen. de deling 5¼ duym.
In’tBonkelaar dat daar in werkt. 29 Dollen.
In ’t Spoorwiel onder om de groote Spil. 101 Kammen de deling 3½ duym.
2 Steene Schyfloopjes yder 20 Staaven.
1 Wieltje tot de Severy. 39 Kammen.
1 Wieltje om de Spil tot de Severy. 25 Kammen de deling 4 duym.
1 Wielrje om ’t Luy-Asje dat daar in werkt. 16 Kammen.

N°. 9.

Beſchryving der platte Grondt op de Kotbalken van de Maalzolder van een Peldegarſt-Moolen.

Op deze plaat vertoont zig de gront van de Zolder in zyn geheel in ’t achtkant en het geene daar te verrigten is aangeweezen, als het eene Kot open geleyt met de Legger en Kuyp daar om, de Bos met de metaale neuten daarin, het ander Kot is met een dekſel gedekt, de ſteenen daar in geſtippelt en de gaaten in het dekſel, hier nevens de Schortſtokken, de Stoelen en Schorthaeken aan weerzyden van het Kot de Peldegarſt-en Koorn hokken, de Koorn en Peldegarſt harp met een yzere kruk van de Peldegarſt harp, verders ziet men de Kuyp in de grondt en Opſtal met de ſchuyf daar in, de Looper op zyn plat met de Kerven en Ryn daar in het Kruys daar op geſtippelt als mede den Looper op zyn kant op het Weegyzer, het Klaauw-yzer op zyn kant en plat, de kleyne Steenſpillen tot de Ryn, hier nevens de Kraan daar men de Ryn regt in de Steen mede legt.

N°. 10.

Beſchryving van de platte grondt van een Hennip-Kloppers Moolen.

Voor eerſt ziet men de platte grondt met Pylaaren deur-ſlagen en Reegels van booven te zien, hier onder het leggende Stuytblok met de neſte daar in, daar de ſtaande ſtutten in komen te ſtaan, het welke men in den Opſtal aanwyſt, ook ziet men hier in den Opſtal een Pylaar, en hier neffens ziet men de platte grondt van de onderſte Zolder met de Tafelmenten op de onderſte laag Balken, en hier op het blok met zyn yzere plaaten in de gaten en voor met een Losſtuk ingewerkt en met duims bouten geſlooten, men ziet ook het zelfde blok voor ’t ent doorgeſneeden met een yzere plaat daarin en een plaat op zyn kant en plat aangeweezen, men ziet ook hier neffens de boovenſte laag Balken met de Stampers van booven te zien tuſſchen de booven Balk en Ree, en hoe de zelven in de Balk moeten gekeept worden.

Vervolg der beſchryving van de doorgeſneeden Opſtal van de Hennip-Kloppers-Moolen.

Voor eerſt ziet men in den Opſtal de Pylaaren of Penanten deurſlaagen en Reegels, als mede het onderleggend ſtuyt blok en daar in 5 ſtutten, welke onder in het bovenſte blok met neſten van 1 duym diep in gewerkt moeten worden‚ men ziet ook den Opſtal van de Moolen met zyn Balken en Krombeels, als mede negen Stampers tuſſchen de Rees, en hier neffens een Stamper omgekant en vertoont zo als de zelven moet werken, ook ziet men de Wentel-As met de ſpaaken daar in en het Wiel daar om‚ men ziet ook de ſpil met een ſchyfloop daar om‚ en booven een Bonkelaar dat in ’t boven Wiel werkt dat om den As hangt en een Roe door den As, men ziet ook de Kap op zy en Vangbalk en Vangſtok Staart-balk Langeſchoor, en verders alles na den eis van ’t werk.

In ’t booven Wiel om den As. 51 Kammen. de deling 4½ duym.
In ’t Bonkelaar booven om de Spil. 24. Dollen.
In ’t Schyfloop onder om de Spil. 19 Staaven. de deling 5 duym.
In ’t Wiel om de Wentel-As. 67 Kammen.

N°. 11.

Beſchryving van den Opſtal van een agtkante Water-Moolen een booven Kruyer ſtaande in de Beemſter.

Dezen Moolen heeft men in zyn Opſtal gedraayt om dat men al de Steylen Balken en Krombeels, als Kruyſen en Reegels, en het gaande werk op het duydelykſte in haar bewerking zoude zien, men ziet ook de Penanten onder den Opſtal opgemetſelt en de Muur onder de ſtoel van den Draagbalk en de uytſtekken daar agter, de Bak van ’t onder Wiel, ook het onder Wiel en het Scheprat, daar onder de Reyſing met het Slagbint, als mede de voor en agter Waterloop, ook ziet men de Kap gedraayt en de As en Roede in ’t Kruys met de yzere ſtroppen en het booven Wiel met de Vang daar om, men ziet ook het Rat booven in den Opſtal daar men de Moolen mede moet kruyjen‚ men heeft hier geen platte grondt by vertoont om dat men in ’t eerſte deel verſcheide gronden van Water-Moolens heeft vertoont, deze Moolen is onder op de buyten kant van de Tafelmenten 34 voet wyt, booven 21 voet

In ’t booven wiel. 50 Kammen de deling is 5½ duym.
In ’t booven Schyfloop 24 Staaven.
In ’t onder wiel is 72 Kammen de deling is 6½ duym.
In ’t onder Schyfloop. 20 Staaven.

Het Scheprat over Diameeter 20¾ voet en moet het waater 3½ a 4 voet hoog opbrengen.

N°. 12. en 13.

Beſchryving van de dubbelde Water-Schep-Moolen.

De Grondt van deze dubbelde Schep-Molen, welke men hier vertoont, als mede in de volgende Plaat in den Opſtal‚ is een zeer dienſtig werktuyg‚ het eene Schepradt ’t welk in den Opſtal veel laager hangt als het ander, gebruykt men alleen als het waater van binnen laag en van buyten ook laag is‚ wanneer het water door het Schepradt N°. 1. gebragt