Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

— 7 —

d, Vaste lichtgekleurde kalksteen, zeer fijhkorrelig, geheel homogeen van zameustelling, dof en schelpachtig op de break, bijna zuiver wit, grijsachtig wit of licht geelachtig, in allen deele de kenmerken dragende van Jurakalk. De witte en geel- achtig gekleurde stemt geheel overeen met Portlandkalk.

Het mikroskopische onderzoek leerde, dat deze knlksteenen geheel of grootendeels zijn zamengesteld uit zeer kleine (,%, tot 5 streep im doormeter hebbende) rhomboëdrische kalk- spaathkristalletjas (*). De meeste stukken bevatten geene fos- silen. Alleen in een witachtig grijs gekleurd stuk werden eenige overblijfselen aangetroffen van Penfacrinus pentagonalis Gold- fuss (ft). Deze soort van kalksteen komt tamelijk menigvul- dig op alle punten der bedding voor. Alle de daaruit bestaan- de steenen zijn sterk gerold; sommige hebben eenen doormeter van 6 tot 7 duimen, doch de meeste zijn kleiner.

e. Blaauwachtig grijze kalksteen, minder fijnkorrelig daa de


(*} Eene vergelijking met Portlandkalk van Kander ín Baden, van Baune bij Poventruy in Zwitserland, en de lithographische sleen van Splenbofen „leerde ‚dat in allen zeer vele der zamenstellende deetijes meur of minder den hovengenoemden vorm hebben, het duidelijkst in de eerst- genoemde, Dere tamenstelling ie merkwaardig, vooral indien men haar vergelijkt met die van het krijt, hetwelk enkel uit amorphe maleculen bee elant, waartusschen de Foraminiforen-schalen besloten liggen. Uit een vroeger onderzoek (zie Fijdschrijt voor Natuurlijke gezchindonis on Phy. siologie 1842, DI, X, bl, 208) te mij namelijk gebleken, det, terwijl eeu bij lage temperatuur ontstaan praecipitaat van koolstofzuren kalk geheel amorph is, en, in weinig geconoentreerde oplossingen gevormd, uik even znlke wmaleculen bestaande, ala die welke het krijt zamonstolten, er daarentegeu zich hij hooger temperatuur bovendien rhamboëdrische kalkepaathkristalletjes afzetten, en dat, bij tene lemperatuur die 34° C. to beven gast, het praecipitaat alleen nit zulke kristalletjes hestaat. Die doet vermoeden, dat ook de verschillende vorm der deelijes, welke de ge- uoomde kalkgesteenten zamenstellen, moet worden toegeschroven aan de verschillsnde temperatuur van de zee, waaruit zij zich hebben afgezet,

(t) Abbildung und BDoschrezbung der Petrofnoten Deutschlands, Tar. 53, fig. 2.

2