Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

_— IJ —

vorige ‚ruw en oneifen op de breuk , met glinsterende kalkspaath- kristallen, en zeer talrijke kleine, van 2 tot 3 streep in door- meter hebbende, fassilen insluitend, welke behooren tot de fa- mitie der Trilobiten. Bij beschouwing door de loupe zijn de van facetten voorziene oogen duidelijk zigtbaar, doch overigens is eene nadere soortbepaliug moeijelijk, daar het niet gelnkt hen te isoleren, uit hoofde van de hardheid der omgevende stoene massa en hunne eigene broosheid. Slechts eenmaal is een zoo danig stuk, dat sterk gerold was, gevonden op het kerkhof, en dus afkomstig uit het bovenste gedeelte der hedding.

Á Zwartachtig grijze kalksteen, in min of meer plaatvormige stukken, met verscheidene teu deele goed bewaarde schelpen van Leptaena depressa Dalm. (Productus depressus Bow, (*)), waartusschen talrijke exemplaren verspreid liggen van Beyri- chia complicafa Salt, door M'Coy (+) onder de Entomostraceén gerangschikt. De tegenwoordigheid dezer fossilen, hoe klein ook, — daar zij slechts eon’ doormeter van hoogstens 2 streep hebben, — heeft echter eenige beteekenis, dewijl het geslacht Beyrichiu, volgens M'Coy, tot hiertoe alleen uit het silurische stelsel bekend ís, en B. complicata zeer menigvuldig, en op een aantal verschillende plaatsen, in Engeland voorkomt in de schieferachtige kalksteenen, welke tot dit stelsel behooren. Ook de platte hoekige vorm der hier voorkomende stukken beantwoordt aan dezen oorsprong. Zij zijn vrij talrijk in het onderste gedeelte der bedding, terwijl hun doormeter van 3 tot 7 duimen bedraagt. Op één dezer stukken neemt men iijzer- kieskristallen waar.


(*) Afineral Conchalogy of Graùt Britain Vv, T, 459, fig. 3.

{t) Synopsis of the classification af the British gatagozuie rocks, bij A. Sedgwick, wiika detatted systematic description of the Briserk galaspzoïe fossils, bij F. NGoy, 1851. 1, p. 136. T. LE. Gg, 3.