Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/31

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

0 —

van den heer Backer de Wit, van den Mr. metselaar A. Last te Enkhuizen ontvangen heb een stuk van dstrueu annularis Lam., hetwelk door hem in het janr 1820 bij het bouwen der school op het eilaod gevonden is, op eene diepte van 8 voeten onder den grond. Volgens zijne mededeeling be- vonden zich daar ter plaatse nog verscheidene andere dergelijke ten doeto grootere stukken, die verward door elkander lagen. Het stuk, dat ik onder de oogen heb, is 5 duimen lang en bijna 3 duimen dik en breed. Het heeft eenigzins afgeronde kanten, en ook de oppervlakte, waar zich de cellen bevinden, is glad afgeslepen, terwijl de kleur door geïnfiltreerd ijzeroxyd= hydraat geelachtig is geworden, doeh overigens komt het fos- sile exemplaar overeen met de mog in de Westindische zee levende voorwerpen.

13. Mergel, grijsachtig wit, gedeeltelijk violet, een stuk van 3 doim, in aard en kleur geheel overeenstemmend met stukken keupermergel, alhier op het mineralogisch kabinet voorhanden.

14, Doleriet, zeer fijnkorrelig, graauw, groen en sterk mag- netisch. Ben stuk van 5 duimen is gevonden in het onderste gedeelte der bedding.

Dear het muttig kan zijn, voor eene latere vergelijking inet hetgeen elders in ons vaderland im eenen bedem van oversen- komstige zamenstelling voorkomt, de verhouding te weten, waarin elk der rotssoortén tot de gezamenlijke hoeveelheid der gevonden steenen staat, x0o volgt hier eene lijst met de namen der rotssoorten en het aantal der daarwit bestaande steenen, verzameld bij de graving van den 5,8 ellen diepen kuil op het punt A, Onder dit aantal zijn echter alleen zulke steenen he- grepen, wier doormeter 1 duim of meer bedraagt. Dewijl deze inzameling is geschied door den wuurtorenwachter, die in last had ontvaugen alle de gevonden steonen zonder onderseheid aan mij over te zenden, zoo meg men aannemen, dat hier alle wil-