Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/37

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

me DË a

3e. dat daarentegen het krijt en de daaruit af komstige vuur- steenen in de diepere lagen het menigvuldisst zijn ;

4e, dat er in geen der lagen fassiten geranden worden, af- komstig van dieren, welke op de plaats zelve geleefd hebben, maar daarentegen verscheidene, die aan gesteenten van zeer verschillenden geologischen ouderdom eigen zijn.

De vierde of diepste laag, waartoe men is doorgedrongen , en welke in A op 1,5 el onder A, P, eenen aanvang neemt, be- staat uit zand, dat geheel vrij ís van koolstofzuren kulk, en zich daardoor zeer wezenlijk van de hooger liggende lagen on- derscheidt,

Bij de graving heeft men slechts een zeer kleiu gedeelte (0,1 el) van deze laag leeren kennen. Hier aan de bovenste grens, is het zand zeer fijn en nog niet geheel vrij van inge- mengde leemdeelen.

Men mag saaunemen, dat deze zandlaag zieh onder het ge- heele hoogere gedeelte des eitands uitbreidt, daar, — gelijk la= ter nog nader blijken zal, — het meerendeel der putten, zoo niet alle (alieen met uitzondering van die bij den vuurtoren) tot in deze laag doordringen en daaruit lun water ontvangen. De bodem van de put (p), in het midden van het heogere ge- deelte, ligt op 1,5 el ouder A.P, dus juist op de diepte, waar- op de zandlaag in Á nabij de knst mede gevonden is (verg. de doorsnede in fig. 3), zoodat, alhoewel het waarschijnlijk is, dat de bodem van die put zich icts dieper onder de bovenste grens der zandlaag aldaar hevindt, hare helling in elk gevat zeer gering ís.

Of er in deze laag ook gerolde steenen voorkomen, kan ik niet beslissen, uit hoofde der te geringe diepte, wuartoe men daarin gegraven heeft, maar in het daarvan ontvangen monster zijn er geene,