Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/39

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

==

vermeld ík hier, als min of meer de grens te kennen gevende van de kracht, die de golven ‘der Zuiderzee vermogen uit te oefenen, dat op den zandrug, welks midden op eenen afstand van omstreeks 50 ellen van de zee is verwijderd, steenen ge- vonden worden tot van 20 duimen in doormeter, die derhalve daor de stormen in de jaren 1775 en 1776 zijn opgeworpen. Be- halve deze schelpen en steenen treft men hier en daar, in het zand gravende, ook eene derrieachtige massa aan, ten deele naar het schijnt uit losgewoeld veen bestaande. ‚In de nabijheid der Noord-Westkust, en waarschijnlijk ook aan de tegenovergestelde zijde, ligt ouder het zand eene klei- leng. In het puut C is deze aangetroffen op cene diepte van Lt el. Deze klei sluit nog vele kleinere en grootere zandkor- rels in, Dat ook zij door de zee is aangevoerd, wordt bewezen wiet alleen door de talrijke daarin bevatte fragmenten van schel- peu, welke tot dezelfde soorten behooren alg die in het hooger liggende zand, maar ook worden er de kiezelschalen van Cosci nodiaeus cellosus , van Actinocyeles senarius , van oenen detinopty- ehus en fragmenten van MNordorina germaniea In aangetroffen.

Geheel het middengedeelte wordt daarentegen door eene zoetwater „formatie ingenomen. Nabij de oppervlakte treft men, In plaats van zand, eene zandige klei aan, plaatselijk afgewis- seld met dunne veenstrouken, vuoral în de nabijheid van het vroèger moerassige gedeelte, doch zelden eene grootere dikte hebbende den van 5 tot 10 duimen, en grootendeels gevormd door mossen (Sphagnum, Hypuum), terwìjl men ap vele pun- ten de gelegenheid hoeft alle de opvolgende toestanden van dit zieh vormend veen waar te nenen, van de nag frisscho mmos- plentjes aan de oppervlakte af, tot aan de onderste geheel in veen vvergegune lnag toe.

Deze zandige klei bevat vrij talrijke kleine kwartskarreltjes en eeu scherpkautig gruis van kristallinische gesteenten; ook