Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/41

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

— 30 —

menten van beenderen opgeboord, welke afkomstig dijn van cen rund. Herkenbaar, zijn : een gedeelte der onderkaak met bijna drie kiesholten, een gedeelte der onderste geledingsvlakte van eene Abia, een gedeelte vaneen o& Anmatum, en een os segamoi- deum. Deze beenderen zijn iets kleiner dan die van eene tegen- waordige volwassen koe.

Ten slotte blijft mij nog over hier iets te zeggen nopens het voorkomen van barnateen op Urk. Ik heb mij velo vergeefsche moeite gegeven, zoowel tijdens mijn verblijf op het eiland, als later, door het meest zorgvuldig onderzoek der van daar mede- gebragte of mij toegezonden gronden, vim daarvan iets te vin- den, zonder dat het mij zelfs gelukt is ket kleinste mikrosko= pische brokstukje te ontdekken. De zaak verdiende inderdaad dit naanwkeurig onderzoek, omdat het opwerpen van barnsteen door de zee tot het vermoeden zoude kunnen leiden, dat zich op geene zeer groote diepte onder den zeebodem eene bruinko- lerbedding bevindt, welke barnsteen bevat, een vermoeden ech- ter, dat nog meer grond zoude hebben, indien barnsteen niet zulk eene ligte zelfstandigheid is, zoodat de stukken van elders door de zee kunuen zijn aangevoerd.

Hoe het zij, zoo schijnt echter dit punt van genoegzaam ge- wigt, om, bij gebrek van eigene stellige uitkomsten, hier die be- rigten van anderen bijeen te stellen, welke de vraag, of er van tijd tot tijd barnsteen op Urk is gevonden, bijna met zekerheid bevestigend doen beantwoorden.

Het eerste berigt daaromtrent vind ik im de reeds vroeger (bl. 3) vermelde briefwisseling tusschen N, Witseu en G. Cu- per. In eenen brief, gedagteckend 18 Aug. 1709, schreef de eerste :

„ Op het eiland Urk heb ik weder barnsteen doen zoeken on gevonden: 't is bijzonder, men vindt er barnsteen in de aarde, welke ontdekt werd als de zee het land afspoelde en wel aller