Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/71

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
64
HEEMSKERCK OP NOVA ZEMBLA
 

konden gaan. Zij werkten dan ook met zoo'n vlijt, dat nauwelijks Octobermaand begonnen was, toen het geraamte van het dak reeds stond opgericht. En dat het dien kloeke mannen nog volstrekt niet aan levensmoed ontbrak kan wel hieruit blijken, dat, bij gebrek aan boomtakken, een Meiboom van bevroren sneeuw in den nok werd vastgehecht, een stille wenk natuurlijk voor den schipper, om zijn ijverige timmerlui eens op bier of een roemerken wijn te onthalen.

Het dak stond dan opgericht, maar ja, hoe het dicht te krijgen? Daartoe waren planken noodig en van het drijfhout kon men die niet maken, al had men er ook geschikte zagen voor gehad. De tijd liet het eenvoudig niet toe, want vóór de Poolnacht inviel, moest het huis immers gereed zijn!

In 's Hemelsnaam, dan het vooronder maar opengebroken! Véél had het Heesmkerck gekost, dat bevel te geven, maar het móest! Bevriezen of sloopen was de keus.

Zoo werd dan met het treurige sloopingswerk een begin gemaakt dat niet zou eindigen, vóór de goed ingerichte „Volhouder" tot een hollen romp was geworden.

Met de planken uit het vooronder raakte het huis reeds den volgenden dag gedekt. Een dag later werd nu ook het achteronder uitgebroken en nog te middag kregen zij daarmee de zijwanden dicht.

Daar hadden zij tenminste al heel wat mee gewonnen. Alle reeds geloste goederen konden nu in de hut gebracht worden. Dekwacht zou dus in 't vervolg niet meer noodig zijn.

„Sakkerlijsjes, da's een verbetering!" riep de scheepsjongen, „want 's nachts in die gure kou over het dek te draven, née, dat was toch ook om den dood geen hapje! Maar nu—géén dekwacht meer,—hoezee!" en hij maakte een bokkesprong van louter genoegen.

Ook de andere maats waren zeer tevreden over dit eerste gunstige gevolg van hun inspanning en namen