Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/70

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
DE HUT VOLTOOID
63
 

met binten en dwarsbalken verbonden om een zoo stevig mogelijk geraamte te krijgen. Het was ijzig koud en opgewekt ging hun die arbeid niet af. Ach, daar te moeten blijven lag dien mannen dan ook zoo vreeselijk zwaar op het hart!

Wel waren zij met hun zestienen overgebleven, maar onder die zestien was er toch van tijd tot tijd een ziek.

De koude was dan ook verschrikkelijk! En toch nam die voortdurend nog toe. Ja, het vroor soms al zóó geweldig, dat als zij onder het timmeren een spijker in den mond namen, het vel meeging en de lippen bloedden, wanneer hij er weer uitgenomen werd.

In weerwil van de strenge vorst hadden zij toch vijf dagen lang zóó hard gewerkt, dat aan den avond van dien vijfden dag al het aangevoerde timmerhout reeds verbruikt was. 's Morgens meenden zij dus weer een nieuwen voorraad te halen, maar. . . dat liep mis! Want in den nacht had het geweldig gesneeuwd en, wat erger was, ook den heelen dag sneeuwde het nog maar gestadig door. Onmogelijk konden ze dus met de sleden naar het strand gaan.

„Wat dunkt je, mannen?" vroeg de schipper, „als we dan nu vandaag maar eens probeerden, om tusschen de palen van ons huis een gleuf in den bodem te krijgen? Het zal toch altoos dichter en warmer worden als de wanden een beetje in den grónd staan, dan wanneer wij ze pas bóven den grond beginnen op te bouwen."

Evenwel, om de aarde rondom de hut wat te kunnen stouwen, moest die vooraf behoorlijk ontdooid worden. Maar ofschoon er een groot vuur werd aangelegd, aan ontdooien van den grond viel niet te denken, of het zou hun bijna al hun brandhout gekost hebben. Zij moesten het dus wel opgeven en waren voor het verdere van dien dag tot volslagen nietsdoen gedoemd.

Maar den anderen morgen bleek de lucht weer helder en de maats waren wàt blij, dat zij weer aan den arbeid