Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/102

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

86

gedaan, om ook de slak ervan te vinden, tot het hem eindelijk bleek, dat hij met een kunstgewrocht van een kokerjuffer te doen had; hij ontdekte dat het huisje uit zandkorreltjes was gebouwd, en vond later ook huisjes met de larve er in.

Om een groot aantal kokerlarven machtig te worden, doet ge het best, in een heldere sloot het net plat op den bodem te houden en telkens op te halen, als er iets boven de opening komt, dat op een phryganide lijkt, of ook maar iets dat een beweging heeft, die niet met de strooming van het water overeenkomt, zoo er al stroom is. Al schijnt het u een dor blaadje, een stukje afgebeten riet — als het een eigen beweging heeft zit er leven in.

Tegen den avond van warme dagen kruipen ze meestal aan waterplanten omhoog, om te eten of hun huisje wat op te knappen. Zoover als ze kunnen, reiken ze daarbij met het lichaam uit den koker; dat is dikwijls hun verderf, want tusschen de fijne blaadjes van hoorn- of duizendblad zit de vijand op de loer, meestal is het een stekeltje, een kever- of libellenlarve, die hen van verdere zorgen voor het bestaan ontheft, maar.... hebt ge al wat geoefendheid verkregen in het turen door het slootwater, dan ontdekt ge tegelijk wellicht weer wat nieuws.

Kijk maar eens goed; dat witte, daar dicht bij de oppervlakte. Net een bol kwikzilver, niet? Daar nog een, en nog een wat verder op; wat een groote! deze lijkt wel een zilveren hazelnoot, en die andere daar een tafelschel of een glazen klok.

Het is ook een klok, maar van een bijzonder soort: een echte duikerklok is het. En de duiker? Is een spin.

Ha, daar heb je hem al, hij heeft een vretende kokerlarve bemerkt. De spin met zijn zilveren achterlijf wacht eventjes of de phryganide naderkomt. Neen, die gaat den anderen