Naar inhoud springen

Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/128

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

112

uit den poel in hun veeren is blijven steken. Een voor een worden de slagpennen en staartveeren afgeschuurd, een dolle dompelpartij besluit het toiletmaken en het gevolg: in de sloot zweven kroosplantjes en stukken waterpest.

Binnen eenige maanden is de sloot volgegroeid — tot groot verdriet van den boer — die nu al opziet tegen het tochtmaaien en de polderschouw en alvast het mogelijk voordeel aan meststof en kantverhooging opweegt tegen het te betalen arbeidsloon voor slootreiniging.

Als die jaarlijksche slootreiniging niet gebeurde, dan zouden er al heel gauw geen slooten meer zijn. De waterpest en zijn confraters zouden binnenkort alle beschikbare ruimte innemen — zeer tot hun eigen nadeel natuurlijk, want zij zouden, als ze 't water eenmaal in veenmodder veranderd hadden, zelve niet meer kunnen groeien en moeten onderdoen voor de modderplanten. Zoodat bij slot van zaken de jaarlijksche groote slachting onder de waterplanten weer op hun eigen voordeel uitloopt.

Wie zijn de confraters van de waterpest? welke Hollanders kunnen nog naast den gevaarlijken Amerikaan een rustig leven leiden? Natuurlijk die planten, die 't meest op hem gelijken en in levenswijze nagenoeg met hem overeenkomen, — in de eerste plaats het hoornblad en het duizendblad. Dit zijn beide planten, die evenals de waterpest met hun lange stengels, met blaadjes omkranst, de geheele watermassa doordringen. Hun bladeren spreiden zich niet zooals die der plompen en zooals het kroos, aan de oppervlakte van het water uit — maar ook in de dieper gelegen waterlagen vinden zij nog, wat zij voor hun bestaan noodig hebben. Deze eigenschap maakt ze bijzonder geschikt voor aquariumplanten, niet alleen, omdat hun smaragdgroene guirlanden en festoenen de kleurlooze watermassa opvrookelijken en een dubbelen glans geven aan de roode vinnen