Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/145

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

127

van zijn takken altijd boven water uit, en alsof het die uiteinden nu lichter heeft willen maken, zijn de fijnverdeelde groene bladeren vervangen door heele kleine blaadjes, in wier oksels de bloemen staan, bovenaan de stuifmeelbloemen, onderaan de stampers.

Dat begint al heel wat op bloeien te gelijken en de aar is mooi ook: de helmknoppen hangen te wiegelen aan heel dunne draadjes; ze zijn rood zoolang ze nog niet open zijn, dan heldergeel. Voordat ze opengaan zijn ze beschermd door vier fraai karmijnroode blaadjes, maar die vallen heel spoedig af,

Nu we eenmaal de bloeiaren van duizendblad gevonden hebben, zien we nog meer andere aartjes boven water uitsteken. Haal er met de vork een paar naar u toe, er valt weer iets aan te bekijken, we hebben nog wel den tijd—de zomerdagen zijn lang.—Gij moet rukken, de plant zit in den bodem vastgeworteld.—Knap! daar hebben we een tak. Donkergroene, bruinachtige bladeren zitten op verschillende hoogte aan den stengel. Die bladeren zijn niet vlak, zooals gewoonlijk, maar over hun geheele oppervlakte gegolfd, het meest aan de randen. De bloeiaar komt uit een van de bovenste bladoksels, en bevat eene menigte bloemen, dicht op elkander. Deze plant heet Potamogeton crispus (gekruld fonteinkruid). Er zijn in onze slooten nog vele andere fonteinkruiden te vinden, waarvan wij eene, die wel het meest voorkomt, ook op de gekleurde plaat hebben afgebeeld. Dat is het drijvend fonteinkruid (P. natans), dat zeer welig groeit, zoodat soms slooten en vijvers er geheel mee bedekt zijn. Dan is de sloot vol "theeblaren" zeggen de jongens. Op 't eerste gezicht lijkt het wel, of de bovenste stamperbloemen zijn. De onderste hebben meeldraden, vier, die in hun dikke helmknoppen overvloedig stuifmeel hebben, maar middenin bevindt zich ook een stamper, of eigenlijk