134
liefst in 't Latijn. Daar snorden we dan wat plaatsen in op, die ons op onze ontdekking toepasselijk leken en namen daarna een nieuwversneden ganzepen, om een lijvig boek te beginnen over de dierenbarende slootbloem, opgehelderd met aanhalingen uit Aristoteles en Plinius en Dioscorides etc. Ja, ge kunt erom lachen, maar zoo hebben ze vroeger gedaan en ik zal later nog wel gelegenheid vinden, om u plaatjes te laten zien van rotganzen, die aan de boomen groeien of levende schapen, die van onder een varenplant komen kuieren, waar ze eerst den dienst van wortels verricht hebben. In allen ernst stonden zulke dingen in boeken met koninklijk privilegie gedrukt.
Wij echter pakken ons blaasjeskruid tusschen wat vochtig mos in onzen plantenbus en plaatsen het thuis in ons aquarium—of, als we dat nog niet rijk zijn, in een diepe schotel met water. Laat ons ook in onze stopflesch wat water meenemen met vertaktsprietige watervlooien en dergelijke vierpootige met één oog (Daphnia en Cyclops) en meer van dat kleingoed, om dat alles thuis in denzelfden schotel bij het blaasjeskruid te gieten. Later gaan we nog eens erop uit, om kroosbloempjes te zoeken.
Het planten van ons blaasjeskruid veroorzaakt niet veel last, want het bezit geen wortels: we behoeven het maar rechtop in 't water te zetten, dan zinkt het zoover totdat het drijft (Natuurkunde, hoofdstuk zooveel) en tegelijk spreiden de takken met de draadvormige blaadjes zich uit. De blaasjes vormen dan als 't ware een kudde vreedzame daphnia's, verdiept in herkauwende bespiegelingen. Dat woord "herkauwende" gebruik ik hier niet alleen, omdat het woord "kudde" mij aan koeien of schapen doet denken. Dat zal u spoedig duidelijk worden.
Onze echte daphniden moeten wel bijzondere gedachten krijgen van die vreemde onbewegelijke stamgenooten. Zij