Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/157

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

139

onder de kleine waterbewoners houden. Het zijn vooral soorten van Daphnia, Cyclops—al die éénoogigen—die gevangen worden, maar ook larven en zelfs kleine vischjes, want de blaasjes worden wel tot een ½ cM. groot.

Op de afbeelding hiervoor kunt ge zien, hoe zelfs jonge vischjes gevangen kunnen worden. Dat in fig. 2 is bij ongeluk met zijn staart in de opening geraakt, het kan er echter niet meer uit, daar de klep klemmend sluit. Hoe die twee blaasjes in fig. 3 samen dat eene vischje machtig geworden zijn, is een raadsel, maar 't is toch waar gebeurd; al de afbeeldingen zijn naar de natuur geteekend door een Russisch onderzoeker.

In fig. 4 is een doorsnede van een blaasje gegeven, twintigmaal vergroot, terwijl fig. 5 zeer vergroot (400 ×) de binnenwand van zoo'n blaasje te zien geeft. De uitsteeksels, vier aan vier geplaatst zuigen de voedende vloeistof op, welke door de ontbinding der gevangen dieren ontstaat.

 

Wanneer ge Utricularia's houdt in een kom met zuiver water, dan gaan ze kwijnen, al zorgt ge nog zoo goed voor overvloedig licht. In heldere slooten, waar zich geen klein watergedierte ophoudt, kunnen ze ook niet tieren. Ze verhongeren letterlijk, ze kunnen uit het water niet genoeg voedingstof opnemen: ze moeten gevoerd worden! Ze zijn zoo aan vette bouillon gewoon, dat ze van de dunne waterpap, waar andere planten mede tevreden zijn, ziek worden.

Gij begrijpt nu ook dat het Blaasjeskruid geen wortels noodig heeft, zooals het kroos b.v. De blaasjes doen er min of meer den dienst van: zij toch zuigen de opgeloste voedingsstof op. Het hoornblad heeft ook geen wortels, het ligt zoo geheel omringd door het voedende water, dat het vanzelf er geheel mede doordrongen wordt. Dat "vanzelf"