Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/158

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

140

is natuurlijk bij wijze van spreken—ik bedoel daarmede ongeveer hetzelfde als wanneer ik zeg dat water, waarin een varkensblaas vol melk wordt opgehangen vanzelf verandert in water en melk—de melk in de blaas ook—gij begrijpt alweer: Natuurkunde, Hoofdstuk zooveel, over Osmose.

Het kroos heeft zijn wortels wel noodig; de onderzijde van 't plantje alleen zou niet genoeg kunnen opzuigen. Waterpest zou het wel zonder wortels kunnen stellen, voor zoover de voeding aangaat, maar hij heeft ze nog ergens anders voor noodig. De meeste waterplanten hebben wortels die òf vrij in 't water hangen, zooals bij 't kroos, of zich in den grond vasthechten zooals bij waterpest, duizendblad, de waterlelies, de watergentianen, de fonteinkruiden enz.

Die wortels komen uitstekend te pas, als de sloot leegloopt of uitdroogt. Ik heb u al gezegd, dat eendekroos dan niet het lot van de vischjes deelt, maar zich erin schikt, om op den modder nog te blijven leven.

Ja, de vischjes gaan dood, als de sloot uitdroogt, behalve de alen; die kruipen in den nacht door het gras, nat van den dauw, naar een ander waterpaleis. Larven verpoppen zich bij zoo'n gelegenheid, als ze ten minte niet al te jong zijn; dat de kikkers en salamanders en torren zich weten te redden, behoef ik u niet te zeggen. Heel kleine waterdiertjes hullen zich bij droogte in een dubbelen huid, verslapen zoo den drogen tijd en worden door een plasregen weer tot nieuw leven gewekt.

Nu, de meeste waterplanten die in den bodem wortelen, kunnen den tegenspoed goed verdragen. Utricularia en hoornblad gaan onverbiddelijk dood, doch duizendblad en waterpest en de fonteinkruiden houden zich taai. Duurt de tijd van droogte wat lang, dan verwelken ook hun takken en sterven af‚ maar dan zijn de planten zelve toch nog niet dood.