Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/163

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

145

helften geleken in het geheel niet op elkander, maar hadden den vorm aangenomen, die hun in hunne omstandigheden het beste te pas kwam.

Wat beteekent die kleverigheid? Dat moet de bloem ons leeren. Zooeven, toen we de bloempjes vergeleken, hebt ge gelegenheid gehad om te zien, dat ze maar klein zijn, doch heel sierlijk gevormd. Wanneer ge een van de ruim honderd bloempjes van den bloemaar afzonderlijk beziet, dan zult ge merken, dat een kelk ontbreekt en dat de kroon een fijn rozerood vijfpuntig klokje is, waarbinnen 5 meeldraden en 2 stijlen. Onderin, tusschen de meeldraden ziet ge op den kroon vijf gele vlekjes. Misschien glimmen ze een beetje. Dat komt, doordat daar honig wordt afgezonderd, nog al veel ook. Die honig—daar is de bloem heel trotsch op en tegelijk erg zuinig ermee. De heele wereld moet het weten, d.w.z. de geheele insectenwereld—een andere kennen de bloemen bij ons niet—en de bekendmaking geschiedt op tweeerlei wijze.

Ten eerste door de kleur: de opeenhooping van honderden bloempjes op een aar maakt, dat ze reeds van verre in 't oog vallen, en dan nog door een fijne, doordringende geur, die niet alleen de reukzenuwen van ons, menschen, maar ook die van de zespootige honigsnoepers aangenaam streelt. Gij weet, dat deze laatsten de reukzenuwen in hun voelsprieten hebben—twee bewegelijke neuzen!

Gij kunt ervan opaan, als een vlieg of een bij, of kleine hommel, die geur gewaar wordt, dan kijkt hij rond en stuurt dan onmiddellijk op de mooie, roode stang toe. Daar zien ze meteen de 5 gele vlekken in een kroontje, ze weten al lang wat dat beduidt, haastig grijpen ze de bloem, steken kop en tong naar binnen en doen zich te goed. Schrokken als ze zijn, hebben ze in een paar seconden de bloem van zijn lekkers beroofd; zoo werken ze de heele stang af en zweven dan verder.

10