Naar inhoud springen

Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/164

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

146

Nu bezitten onze veenwortels of waterveelknoopen echter een bijzondere inrichting. Zoek nog eens wat verschillende bloeitakjes bij elkander en stel dan een onderzoek in naar de lengte van meeldraden en stijlen, dan merkt ge al dadelijk, dat in geen enkel bloempje de stijlen en de meeldraden even lang zijn. Maar ook—dat in sommige bloeiaren de stempels zoo lang zijn, dat ze buiten het kroontje uitsteken, terwijl de korte meeldraden den rand niet bereiken. In andere bloeiaren weer is het net andersom: daar zitten de stijlen in het kroontje geborgen en de meeldraden steken ver naar buiten. Waar is dit nu weer goed voor?

Veenwortel (Polygonum amphibium), langstijlige bloem.
Veenwortel (Polygonum amphi-
bium). Langstijlige bloem.
Veenwortel (Polygonum amphibium), kortstijlige bloem.

Veenwortel (Polygonum amphi-
bium). Kortstijlige bloem.

Natuurlijk voor de kruisbestuiving. Ga maar eens na. Wanneer een insect, een kleine hommel b.v. op een bloempje met lange meeldraden, zijn mondjevol honig komt zoeken, dan moet hij met zijn ruige onderzijde de vijf helmknoppen aanraken. Het kleverige stuifmeel blijft in zijn haren vastzitten. Met zijn kop raakt hij wel aan de stempels der stijlen. Nu gaat hij verder. Komt hij nu opnieuw aan een "kortstijlige" bloem, dan krijgt hij nog meer stuifmeel aan zijn buik. Bezoekt hij evenwel een "langstijlige" bloem, dan raken de stempels ervan juist de plek aan de onderzijde van zijn lichaam, waar al het stuifmeel uit de kortstijlige bloemen zit. Die stempels zijn kleverig—het stuifmeel