Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/168

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

150

is een heel nuchter begin om over deze heerlijke bloemen te gaan spreken, doch het zijn nu maar eenmaal geen madeliefjes, en hun grootte is wel de oorzaak ervan, dat ze zoo algemeen bewonderd worden. Er zijn genoeg bloemen, fijner van samenstel, teederder van kleur, bewonderenswaardiger van inrichting, die door de meeste menschen niet gekend worden—wie dweept met de waterklaver of met de moerasandoorn? Maar de plompen zijn zoo schitterend, zoo groot, zoo overvloedig en ze bloeien weken achtereen in den heerlijksten tijd van het jaar, gelijk met het lied van den nachtegaal of—wat beter bij hen past—met dat van den moeras-rietzanger. Al bezit ge maar weinig belezenheid, dan weet ge, hoe van de oevers van den Nijl tot in het verre Japan de lotos vereerd wordt—de lotos, die niets anders is dan een witte plomp, wiens bloemen zich iets hooger boven het water verheffen en sterker geuren dan de onze—ze zijn het zinnebeeld van rust en reinheid.

Een ander familielid is de Victoria regia, de koningin van de Amazonestroom, waarvan de bladeren het gewicht van een mensch kunnen dragen.

Bij ons loopen alleen de vlugge waterhoentjes over de ronde bladeren of een groene kikker komt er zich zonnen, en azen op de dikke vliegen en de slanke waterjuffers. Aan de onderzijde der bladeren zitten stellig Hydra's en de dikke holle bladstelen, rechtopstaand door hunne drijf kracht, zijn vol met eieren van slakken en visschen.

 

Aan die dikke stelen liggen de bladeren voor anker, onbeweeglijk stil op het spiegelgladde water, als er geen wind is, zacht meedrijvend met de richting van den stroom, zoover de stelen het veroorloven. Jaagt de voorjaarswind langs de watervlakte, dan krijgt de luchtstroom wel de bladeren te pakken, de ronde randen ervan krullen voor een