Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/187

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

165

Elodea kan geen zaden vormen, doordat er in ons werelddeel geen stuifmeelbloemen van voorkomen; de zaden van Hoornblad en Duizendblad, van kikkerbeet en scheeren worden maar zelden rijp, van het kroos hebben wij nog altijd geen bloempjes gevonden, zaden nog minder, met de Fonteinkruiden is het ook al zoo schitterend niet gesteld. De plompen brengen flinke zaden voort en de watergentiaan en waterboterbloem ook wel.

Het heeft er anders niet veel van, dat die planten welke geen of maar weinig zaad voortbrengen zouden uitsterven — integendeel. Ze vermenigvuldigen zich zoodanig, dat ze geheele watervlakten bedekken. Sloten groeien dicht, de vaart in sommige binnenwateren wordt bemoeielijkt en soms ernstig belemmerd, alles door de wonderlijke groeikracht dezer waterbewoners. Heeft een verlept stukje stengel waterpest in een kleine dertig jaar ons heele land en een goed stuk van Duitschland veroverd, een enkele plant van Kikkerbeet of Wateraloë is voldoende om in een jaar een vijver van 100 M2 oppervlakte te bedekken.

Als ge een enkel plantje Kibberbeet goed beziet, dan bemerkt ge, dat de 5 of 6 drijvende stelen der blaadjes niet op eenzelfde punt bij elkander komen, maar dat ze op verschillende hoogte uit een zeer kort stammetje ontspringen — ieder blad afzonderlijk. Nu — waar zulk een blad uit het stammetje ontspringt, juist in den scherpen hoek tusschen den opstijgenden bladsteel en het stammetje zelf, is een veilig plekje, waar de planten op hun gemak allerlei plannetjes ten uitvoer kan brengen. Zie maar eens in den zomer naar de boomen; in 't hoekje van elken bladsteel vindt ge daar een klein groen puntje: in dat kleine groene puntje wordt de groei voor den volgenden zomer voorbereid. Wanneer in den herfst de bladeren afvallen, dan zijn op dat plekje, al geheel gereed, takken, bladeren en bloemen voor het volgende jaar.