30
Wordt het u te ingewikkeld, sla dan deze twee bladzijden over; denkt ge er evenwel over, mettertijd eens een keververzameling aan te leggen, getroost u dan liever wat inspanning; want heel dikwijls dienen bijzonderheden van de mondwerktuigen van een kever bij het bepalen van de soort.
Evenals alle goede dingen bestaan die mondwerktuigen in drieën. Op de teekening is voor de duidelijkheid de kop van een loopkever, wiens kaken ver vooruitspringen, voorgesteld, en wel van de onderzijde gezien. Aan elk der deelen is hier een eigen tint gegeven; den achtergrond vormen de beide sikkelvormige bovenkaken — die zijn wit gestippeld; aan 't boveneind van die kaken, ziet ge binnenwaarts scherpe tanden of haken. Daarover liggen de beide onderkaken: alles wat op de teekening donker blauwachtig getint is, behoort tot die onderkaken. De derde afdeeling, (roodachtig gekleurd) loopt ten deele dwars daarover heen, dat is de onderlip.
De (gestippelde) bovenkaken zijn niet verder geleed; ze bewegen, net als de beide bladen van een schaar, naar elkaar toe, en dienen tot het grijpen, dooden en vasthouden van de prooi.
De onderkaken (blauw getint) echter zijn zooveel te meer samengesteld. Elke helft van zoo'n monddeel bestaat uit een