Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/54

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

38

zien dan griezelige beesten; ge moet nu wel een beetje respect gekregen hebben voor zulke merkwaardig ingerichte diertjes, en daarmede eerbied voor hun Schepper, die hen zoo heeft gevormd of hen zoo kon doen worden, want de diertjes hebben zich toch zelf niet zoo gemaakt of vervormd.

Om de natuur te kunnen bewonderen en eerbiedigen behoeven we niet eens te ontleden of microscopisch te onderzoeken. Reeds een weinig meer dan oppervlakkig beschouwen toont ons overal om ons heen, die wonderlijke overeenstemming tusschen inrichting, tusschen de kleuren en vormen en de levenswijze.

Als we de inrichting en de beteekenis van zoo'n paar sprieten of dekschilden voor de ademhaling ons zelf duidelijk gemaakt hebben, zijn we tevreden er mee, en is het ons wonders genoeg, — toch kunt ge er zeker van zijn, dat ge nog maar een tipje van den sluier heb opgelicht, die voor de meeste menschen die wonderlijke inrichting bedekt.

Onder die dekschilden hebt ge ongetwijfeld bij uw onderzoek een paar gevouwen en naar binnen gedeeltelijk omgeslagen, bruine vliezige voorwerpen gevonden — de vleugels.

Vleugels? vraagt ge nu, waartoe dienen dan wel vleugels voor een dier, dat zijn geheele leven in het water doorbrengt? Kom, alweêr een mooie gelegenheid om op het eeuwig verband tusschen levenswijze en inrichting te wijzen. Waar hebt ge uw kever gevangen? In een stilstaand water, een sloot, aan twee kanten door een dam of een overweg afgesloten. Maar waar moet nu de kever blijven en zijn voedsel vinden, als de zomer eens weinig regen brengt en veel warmte? Als de sloot uitdroogt? Zonder die vleugels, zijn laatste toevlucht in dat geval, moest hij ellendig omkomen. En waar konden die onmisbare redmiddelen beter, veiliger voor beschadigen of nat worden, geborgen worden, dan in de waterdichte luchtkamer onder de schilden?