Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/69

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

53

Beter nog is het, alle jonge larven weer in dezelfde sloot te werpen, waaruit de kevers geschept zijn.

Hebt ge daartoe geen lust of gelegenheid, breng er dan een paar waterwantsen en eenige scorpioenen in (zie voor de teekening het register) of anders een stuk of twee, drie stekelbaarsjes, ge weet wel, die kleine 4 à 5 cM. lange vischjes, met 3 of 10 stekels op den rug. Ze zijn in elke sloot bij massa's te vinden. De tienstekelige noemen de jongens hier moddermannetjes. Die lieve diertjes met hun snoekenbek zorgen wel, dat de larven niet te sterk vermenigvuldigen; dat doen ze in de sloot ook.

Wemelt het in den tijd, dat de eieren van Dytiscus uitkomen, in alle slooten en plassen van jonge larven, — een veertien dagen later, maakt ge ze niet meer met elken schep buit. Zorgen de volwassen gerande torren, dat de stekeltjes niet oppermachtig worden in het water, — diezelfde stekelbaarsjes houden duchtig huis onder de keverlarven. Toch blijven in de meeste slooten deze vischjes ten slotte de baas. Ze zijn ook zoo strijdlustig en zoo vraatzuchtig tevens, dat ze heele slooten ontvolken, tot ze dan zelf bij gebrek aan voedsel te gronde gaan, want zij kunnen het water niet verlaten in geval van hongersnood, zooals de meeste andere slootdieren. De sierlijke, vlugge, meestal driftige bewegingen van het stekeltje maken, dat het voor een poosje een vroolijk, levendig aanzicht aan het aquarium geeft.

Zijn manier van aanval en verdediging, zijn gezellige aard — ze zwemmen, als het aquarium niet te klein is, graag in scholen — alles aan het diertje trekt en boeit de aandacht; maar uw aquarium zou al te gauw leeg zijn.

Eén paartje moet ge in elk geval houden, al is het maar alleen om de levenswijze na te gaan, en u zelf daardoor te verklaren, hoe dat beestje zoo licht de overhand krijgt in