Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/80

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

64

Dat ik u als voorwaarden tot het in het leven houden van de pas uitgekomen vischjes ook het voedsel noemde, mag u wellicht wat onnoozel toeschijnen. Toch vroeg mij nog niet lang geleden, eens iemand, hoe het toch komen zou, dat zijn vischjes in het aquarium de één vóór, de ander na, stierven. Ik noemde allerlei dingen, die hij misschien verzuimd kon hebben, maar.... dit was het bepaald niet en dat ook niet.

"Misschien geef je ze te veel voedsel?" vroeg ik.

"Voedsel?" zei hij. "Neen, daaraan ligt het zeker niet, ze krijgen niets dan duinwater!"

Het hangt juist van het voedsel af‚ of de teelt gelukken zal; veel, wat de volwassen vischjes verorberen kunnen, is voor de kleintjes ongeschikt, — omgekeerd niet. Slakkeneieren kunnen ze na een dag of tien al vrij goed van het glas krijgen, maar vóór dien tijd is er ook voedsel noodig.

Nu zijn er gewoonlijk in het water, wel voor het bloote oog meestal onzichtbare diertjes, de infusiediertjes — ook al door Leeuwenhoek ontdekt, — maar die voorraad schijnt niet voldoende en te gauw uitgeput te zijn, bij gezonde appetiet van de jonge visschen.

Ga liever tegen avond van een zonnigen zomerdag nog eens naar een sloot in de buurt. Ver hoeft ge niet te loopen, of ge ziet, dicht aan den kant, een roodachtige wolk in het water; is de sloot door eendenkroos bedekt, schuif het dan voorzichtig op zij, en de wolk wordt hier of daar zichtbaar.

Breng op een eindje afstands van die wolk, uw groote flesch omgekeerd onder water, zoodat er weinig of geen lucht ontsnapt, keer hem dan midden in die wolk om. Dat is volstrekt geen gevaarlijk werkje, daar de wolk dicht bij den kant is, en ge altijd wel een vast plekje kunt vinden om te staan; anders geeft ge uw linkerhand maar aan uw kameraad, die op den wal zit.