Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/89

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

73

aan de voortplantingswijze van sommige gewassen, en het versterkte hem in de meening, dat hij hier eveneens met een plant te doen had. Toch had hij er geen vrede mede; telkens en telkens keerde hij tot zijn zonderling plantje terug, en bespeurde toen, dat het zich op een of andere wijze verplaatst moest hebben.

Op zekeren dag dat hij, zooals gewoonlijk in zijn sitsen kamerjapon gekleed, voor zijn groote tafel aan het venster zat, en last had gegeven, hem in geen geval te komen storen, bemerkte hij, dat het plantje zich bewoog; Leeuwenhoek had al heel wat nieuws en wonderlijks onder zijne oogen zien gebeuren, maar dit gezicht deed hem hevig ontstellen, het glaasje trilde in zijn handen.

Geen wonder, wat hij daar zag, had hij nooit kunnen vermoeden. Het steeltje kromde zich; de knop, waar de draden ontsprongen, die nu allen waren ingetrokken, naderde de glasrand en hechtte zich daar vast, — wat eerst de voet was, werd nu de top, ook die boog en kromde zich tot een hoepeltje; nu liet de kop weer los; het diertje — er was nu geen twijfel meer aan of het was een dier — richtte zich overeind en de draden kwamen één voor één weder te voorschijn. Het geheele diertje had zich op deze ongewone wijze, door langzaam over den kop te buitelen, verplaatst.

Maar die zonderlinge voortplanting door knoppen, die zijtakken worden! een dier, al is het nog zoo eenvoudig georganiseerd, bot niet uit, groeit niet als een boom, het legt ten minste eieren, waaruit de jonge dieren voortkomen!

Nog twijfelde Leeuwenhoek, (tegenwoordig weet men er meer van.) Daar doet zijn gelukkig gesternte hem op den inval komen, eenige daphnia's bij den polyp in het fleschje te werpen. De diertjes huppen lustig rond. In de grootste spanning tuurt de onderzoeker naar de polyp, — hij houdt